IMMANUËL - IMANU EL

De hdymi Amida of hr>i9hnvm> Sh’mone-Esre [Achttiengebed], begint met de woorden:
.!tlyht dygy ypv xtpt ytp> ynvda
.!tiv>yb hlygav lvdg hta lvdg hta
Adonai s’fatai tif’tach ufi yagid t’hilatecha!
Ata gadol, Ata gadol v’agila bishuatecha!
Adonai, open mijn lippen en mijn mond zal de lof over U verkondigen!
U bent groot, U bent groot en ik verheug mij in Uw redding!

Messiasbelijdende Joden voegen daar nog een tweede couplet aan toe:
.iv>y ,> ta dygy ypv xtpt ytp> ynvda
.xy>mh iv>y ,>h lavnmi lavnmi
Adonai s’fatai tif’tach ufi yagid et Shem Yeshua:
Imanu’el, Imanu’el haShem Yeshua haMashiach!
Adonai, open mijn lippen en mijn mond zal de naam van Yeshua verkondigen:
Immanuël, Immanuël is de naam van Yeshua haMashiach!

In onze samenkomsten zingen wij ook vaak het bekende lied:
.lavnmi >vdq ;m> lavnmi lavnmi
.lavnmi >vdq ;m> llhav yb ;xvr
Imanu’el, Imanu’el, Shim’cha qadosh, Imanu’el!
Ruchacha bi va’ahalel: Shim’cha qadosh, Imanu’el!
Immanuël, Immanuël, Uw Naam is heilig, Immanuël!
Uw Geest is met mij en daarom zal ik U lofprijzen: Uw Naam is heilig, Immanuël!
.iv>y yl rqy ;m> iv>y iv>y
.lavnmi >vdq ;m> ,vl> r>v di=yba
Yeshua, Yeshua, Shim’cha yaqar li, Yeshua!
Avi-ad v’Sar Shalom: Shim’cha qadosh, Imanu’el!
Yeshua, Yeshua, Uw Naam is mij dierbaar, Yeshua!
Eeuwige Vader en Vredevorst: Uw Naam is heilig, Immanuël!

Ook in de Opwekkingsbundel komen wij dit lied tegen als nummer 146 met de volgende tekst:
Immanuël, Immanuël, Zijn Naam zal zijn: Immanuël!
G’d met ons, getoond aan ons, Zijn Naam zal zijn: Immanuël!

Al deze liederen hebben één duidelijke overeenkomst met elkaar: de naam Yeshua wordt hier gelijkgesteld met de naam Imanu’el. Maar waarop is dat gebaseerd? Sterker nog: is dat niet in tegenspraak met elkaar? Staat er in Filippenzen 2:9 niet geschreven dat Yeshua de naam boven alle naam is en wordt er in Handelingen 4:12 niet nadrukkelijk gezegd dat er geen andere naam is waardoor wij behouden kunnen worden? Hoe kan men dan beweren dat Zijn naam Imanu’el is? Wel, de verwarring omtrent de naamgeving van de Mashiach begint al bij de aankondiging van Zijn geboorte. In vhyttm Matityahu [Matthéüs] 1:21 zegt een engel als boodschapper van de Eeuwige tegen Yosef [Jozef] over Miryam [Maria]: "Zij zal een Zoon baren en gij zult Hem de naam iv>y Yeshua geven, want Hij is het die Zijn volk zal redden van hun zonden," maar in de verzen 22 en 23 voegt hij eraan toe: “Dit alles is geschied, opdat vervuld zou worden hetgeen de Eeuwige door de profeet gesproken heeft, toen hij zeide: Zie, de maagd zal zwanger worden en een zoon baren, en men zal Hem de naam lavnmiImanu’el geven, hetgeen betekent: G’d met ons” en in Lucas 1:31 zegt dezelfde engel tegen Mir’yam [Maria]: "En zie, gij zult zwanger worden en een Zoon baren en gij zult Hem de naam Yeshua geven." Op het eerste gezicht lijkt dit allemaal inderdaad in tegenspraak met elkaar, want enerzijds zegt de engel zowel tegen Yosef alsook tegen Mir’yam [Maria], dat ze het Kind de naam Yeshua moeten geven, maar tegelijkertijd zegt hij dat het Kind Imanu’el genoemd zal worden. Wat klopt hier niet? Wat zien wij hierbij over het hoofd? Weet u, het klopt helemaal, want het een hoeft het ander namelijk niet uit te sluiten. Als we goed kijken zien we dat er een belangrijk verschil in de toepassing van beide namen is. Ten aanzien van de eerstgenoemde naam geeft de engel aan Yosef en later ook aan Mir’yam [Maria] de nadrukkelijke opdracht, dat zij het Kind de naam Yeshua moeten geven. Dat is Zijn echte naam. Ten aanzien van de tweede naam zegt de engel, dat het Kind Imanu’el genoemd zal worden. Dat is dus niet Zijn echte naam, maar zo zal Hij genoemd worden. Door wie zal Hij zo genoemd worden en waarom wordt Hij zo genoemd? De engel geeft zelf het antwoord op deze vraag: opdat de profetie in vervulling zou gaan. Over welke profetie heeft hij het hier? En welke profeet wordt hier bedoeld? Zowel Yosef alsook Mir’yam waren gelovige Joden die in de traditie zijn opgevoed en de Geschriften kenden. Zij begrepen meteen dat de engel het hier over vhyi>y Yeshayahu [Jesaja] 7:14 had, waar geschreven staat: “Daarom zal de Eeuwige zelf u een teken geven: Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een zoon baren; en zij zal hem de naam la vnmi Imanu El geven.” Toch rijst bij het lezen van deze tekst meteen de vraag hoe het komt, dat hier sprake is van een jonkvrouw, terwijl er door Matityahu [Matthéüs] bij het citeren van deze profetie gesproken wordt over een maagd. De reden hiervoor is, dat het citaat niet uit de Hebreeuwse grondtekst genomen is, maar uit de Septuaginta, de Griekse vertaling van de TeNaCH. Het Hebreeuwse woord hmli al’ma, dat zowel maagd alsook meisje ofwel jonge ongehuwde vrouw kan betekenen, wordt in de Septuaginta en dus ook in de Griekse versie van het Mattheüs-evangelie weergegeven met parqenoV parthenos, dat eveneens maagd of meisje kan betekenen.

hmli al’ma en hlvtb b’tula

De dubbele betekenis van dit woord gebruiken antimissionaire organisaties als argument om daarmee ‘te bewijzen’ dat Yeshayahu [Jesaja] 7:14 niet als profetie die naar Yeshua verwijst beschouwd kan worden omdat volgens hen deze ‘vermeende’ profetie van de maagdelijke geboorte gebaseerd zou zijn op een verkeerde vertaling van de Hebreeuwse grondtekst. Naar hun mening zou het juiste Hebreeuwse woord voor maagd hlvtb b’tula zijn, dat ruim vijftig keer in TeNaCH voorkomt en bijvoorbeeld in ty>arb B’reshit [Genesis] 24:16 gebruikt wordt, waar Riv’qa [Rebecca] beschreven wordt als “een maagd, met wie geen man gemeenschap had gehad.” De bewering dat hlvtb b’tula een betere vertaling voor ‘maagd’ zou zijn is echter niet waar, en zeker niet door Genesis 24:16 als bewijs aan te halen, want in het zelfde hoofdstuk heeft de knecht van Av’raham het in vers 43 over Riv’qa [Rebecca] als “de maagd die naar buiten komt,” maar nu staat er in de Hebreeuwse grondtekst opeens het woord hmli al’ma voor maagd en niet hlvtb b’tula. Zowel in vers 16 alsook in vers 43 wordt in de NBG-vertaling hetzelfde Nederlandse woord ‘maagd’ toegepast voor beide Hebreeuwse woorden. Hetzelfde is het geval in de Groot Nieuws Bijbel, alleen worden hmli al’ma en hlvtb b’tulahier allebei vertaald met ‘jonge vrouw’. Mijn conclusie is dus, dat hmli al’ma en hlvtb b’tula dezelfde betekenis hebben en dus in principe zonder meer uitwisselbaar zijn. En dat lijkt mij niet meer dan logisch, want in beide voorbeelden uit  ty>arb B’reshit [Genesis] 24 heeft men het immers over hetzelfde meisje. En toch zit er een verschil tussen, want in vers 16, waarin het woord hlvtb b’tula gebruikt wordt, staat er als toevoeging bij, dat het om een maagd gaat, die nog geen gemeenschap heeft gehad. Vindt u dat niet vreemd? Zo een toevoeging zou toch eigenlijk overbodig moeten zijn als hlvtb b’tula expliciet ‘maagd’ zou betekenen, want als een meisje gemeenschap gehad heeft kan er toch niet meer gesproken worden van een maagd. En toch heeft men die toevoeging blijkbaar wel als nodig geacht om duidelijk te maken dat Riv’qa [Rebecca] daadwerkelijk een ongehuwde maagd was waaruit wij kunnen concluderen dat dit onvoldoende naar voren komt bij het gebruik van het woord hlvtb b’tula alleen, omdat men het namelijk op verschillende manieren kan vertalen en interpreteren. Zo zegt het bijvoorbeeld niets over de leeftijd of de huwelijkse staat, waardoor men genoodzaakt was om deze informatie nog extra aan toe te voegen. In ,yrbd D’varim [Deuteronomium] 22 vinden wij hiervoor twee prachtige voorbeelden. In de NBG-vertaling lezen wij in vers 23: “Wanneer een man een meisje, dat nog maagd is en dat met iemand ondertrouwd is...” en in vers 28: “Wanneer een man een meisje ontmoet, dat nog maagd is en niet ondertrouwd...” en dan vers 23 in de Joodse Dasberg-vertaling: “Wanneer een nog maagdelijke jonge vrouw reeds door een huwelijksbelofte aan een man gebonden is...” en vers 28: “Wanneer iemand een jonge, nog maagdelijke, vrouw die niet door huwelijksbeloften gebonden is ontmoet...”Ziet u wat ik bedoel? Om in deze teksten duidelijk te maken dat het hier om een meisje of jonge vrouw gaat en niet om een oudere vrouw, moest hier het bijvoeglijk naamwoord hrinna’ara aan toegevoegd worden en om aan te geven of het meisje of jonge vrouw al dan niet verloofd was of in ondertrouw, was de toevoeging van het woord >ra aras noodzakelijk. Zoals gezegd is het woord hlvtb b’tula op zichzelf staand, dus zonder nadere toelichting, ontoereikend om daarmee een jonge vrouw in maagdelijke toestand aan te duiden. In vers 43 van ons eerder behandelde voorbeeld uit ty>arb B’reshit [Genesis] 24 is dat anders. Daar heeft men het nog steeds over hetzelfde meisje Riv’qa [Rebecca] en uiteraard wordt daarom eveneens over de maagd gesproken, maar dan wel zonder toevoeging. Waarom zonder toevoeging? Omdat het woord hmli al’ma, dat in dit vers gebruikt wordt, in tegenstelling tot hlvtb b’tulanooit naar een kleuter of oudere vrouw verwijst, maar altijd naar een jonge vrouw op huwbare leeftijd. Dat zij dan nog maagd moet zijn is niet meer dan logisch omdat een seksuele relatie voor het huwelijk streng verboden was. In totaal komen wij het woord hmli al’ma zeven keer in TeNaCH tegen als verwijzing naar een maagd, dus een meisje of een jonge vrouw, te weten in ty>arb B’reshit [Genesis] 24:43, tvm> Sh’mot [Exodus] 2:8, vhyi>y Yeshayahu [Jesaja] 7:14, ,ylht Tehilim [Psalm] 68:26, yl>m Mish’lei [Spreuken] 30:19 alsook ,yry>h ry>Shir haShirim [Hooglied] 1:3 en 6:8. Samenvattend kunnen we concluderen dat het niets uitmaakt of het woord hmli al’ma al dan niet met ‘maagd’ vertaald wordt omdat een jonge ongehuwde vrouw altijd een maagd was. Heel simpel. We gaan terug naar de profetie over Imanu El in Yeshayahu [Jesaja] 7:14 en het citeren hiervan in vhyttm Matityahu [Matthéüs] 1:23. De bewering van de antimissionaire organisaties dat Yeshayahu [Jesaja] 7:14 niet als profetie voor de maagdelijke geboorte van Yeshua beschouwd kan worden omdat deze gebaseerd zou zijn op een verkeerde vertaling van de Hebreeuwse grondtekst, slaat derhalve nergens op en kunnen wij dus met een gerust hart naast ons neerleggen.

Is of wordt de maagd zwanger?

Ik heb overigens al in eerdere Bijbelstudies herhaaldelijk erop gewezen dat het voor een beter begrip van G’ds Woord absoluut noodzakelijk is om meerdere vertalingen aan de hand van de grondtekst met elkaar te vergelijken, en dat is ook hier duidelijk het geval. In de NBG-vertaling van Yeshayahu [Jesaja] 7:14 staat namelijk: “Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden,”maar in de nieuwe Bijbelvertaling alsook in de Willibrord-vertaling en de Groot Nieuws Bijbel staat: “De jonge vrouw is zwanger.” Dat is nogal een wezenlijk verschil, want nadat een maagd zwanger is geworden kan zij logischerwijs geen maagd meer zijn. In de Hebreeuwse grondtekst staat echter, dat de maagd zwanger is. Het woord hrh hara is namelijk geen werkwoord, maar een bijvoeglijk naamwoord dat de huidige toestand van de zwangerschap aangeeft, wat duidelijk naar voren komt in de woordstam rh har hetgeen ‘berg’ betekent. Aan het begin van vers 14 zegt de profeet, dat dit een teken is, dat de Eeuwige zelf zal geven. Een teken van Adonai is altijd iets wat met het gezonde verstand niet te bevatten is, iets dat ons denkvermogen te boven gaat en menselijkerwijs volstrekt onmogelijk is. Een bovennatuurlijke bevalling waarbij de maagdelijke staat van de moeder onaangetast blijft, is derhalve daadwerkelijk een medisch wonder en moet zonder meer gezien worden als een teken van de Allerhoogste. Een jonge vrouw, die zwanger zal worden en een kind zal baren dat op de gebruikelijke manier verwekt is door seksuele gemeenschap kan volgens mij met de beste wil geen teken genoemd worden. In Yeshayahu [Jesaja] 7:14 wordt daarom dan ook met geen woord gerept over de biologische vader en dat is op zijn zachtst gezegd toch wel opmerkelijk, want overal in de hele TeNaCH alsook in B’rit haChadasha [het Nieuwe Testament] wordt bij de geboorte van een kind altijd de vader nadrukkelijk vermeld. Dat is hier niet het geval hetgeen de bevalling in maagdelijke toestand onderstreept. Wat verder opvalt in vhyi>yYeshayahu [Jesaja] 7:14 en vhyttm Matityahu [Matthéüs] 1:23 is het feit, dat in beide versies het woordje ‘de’ gebruikt wordt: ‘de maagd’ - ‘de jonkvrouw’, en niet ‘een maagd’ - ‘een jonkvrouw’. In het Hebreeuws staat hier hmlih ha’al’ma. De profeet had dus blijkbaar een specifieke maagd op het oog en niet zomaar een willekeurige. Wie is die jonge vrouw? Daarover zijn de meningen verdeeld en om deze reden zal ik daar straks nog wel het een en ander over zeggen.

iv>y Yeshua en lavnmi Imanu’el

We gaan terug naar iv>y Yeshua en lavnmi Imanu’el, de beide namen waar deze studie eigenlijk over gaat. Om te beginnen is het erg belangrijk om de betekenis van de beide namen (Yeshua = Redder en Imanu’el = G'd met ons) goed te onthouden, want dat is de sleutel die je nodig hebt om verder te gaan. Laten we enkele teksten even met elkaar vergelijken. In Lucas 1:31 staat: "En zie, gij zult zwanger worden en een Zoon baren en gij zult Hem de naam Yeshua [Redder] geven." In het Hebreeuws staat daar het volgende:
.iv>y vm> tarqv ]b tdlyv hrh !nhv
V'hinach hara v'yaladet Ben v'qarat sh'mo YESHUA.
In vhyttm Matityahu [Matthéüs] 1:23 lezen wij: "Zie, de maagd zal zwanger worden en een Zoon baren, en men zal Hem de naam Imanu'el geven, hetgeen betekent: G'd met ons."Eigenlijk betekent la vnmi IMANU EL letterlijk "met ons is G'd" en niet andersom, want dan zou het vnmi la EL IMANU moeten zijn. En precies zo staat het dan ook echt als toevoeging in de Hebreeuwse tekst. Daar lezen wij aldus:
.vnmi lah rmay r>a lavnmi vm> varqv ]b tdlyv hrh hmlih hnh
Hine haAl'ma hara v'yoledet Ben v'qaro sh'mo IMANU EL asher ye'amer EL IMANU.
In vhyttm Matityahu [Matthéüs] 1:23 wordt door het citeren van vhyi>y Yeshayahu [Jesaja] 7:14 de naam Imanu’el toegepast op Yeshua. De toevoeging "hetgeen betekent: G'd met ons"geeft aan, dat hier sprake is van een vertaling vanuit het Hebreeuws naar het Grieks. Dat kan door de schrijver van het Evangelie gedaan zijn, maar ook door een van de latere vertalers. In de oorspronkelijke tekst uit vhyi>y Yeshayahu [Jesaja] 7:14 staat het in elk geval zo:
.la vnmi vm> tarqv ]b tdlyv hrh hmlih hnh
Hine haAl'ma hara v'yoledet Ben v'qarat sh'mo IMANU EL.
Het noemen van de naam Yeshua en het citeren van de profetie over Imanu’el lijken mij niet in tegenspraak met elkaar, want de naam Yeshua, hetgeen "Redder" betekent, geeft aan met welk doel de Mashiach op aarde is gekomen, en de naam Imanu’el, hetgeen "met ons is G'd" betekent, geeft aan wie Hij is!

De historische Imanu’el

De profeet Yeshayahu [Jesaja], die toen immers niet kon weten dat deze tekst later letterlijk op de Zoon van G'd toegepast zou worden, had volgens sommige Bijbeluitleggers waarschijnlijk op de eerste plaats een bepaalde jonge vrouw in de tijd van koning Achaz op het oog, namelijk de moeder van een vermeende historische Imanu’el, en niet die moeder van Yeshua. Om deze reden kon het Hebreeuwse woord hmli al’ma volgens hen in dit geval dan ook beter vertaald worden met "jonge vrouw" in plaats van "maagd". In de meeste moderne vertalingen wordt het woordje "maagd" in tegenstelling tot Mattheüs 1:23 inderdaad ook niet toegepast in Jesaja 7:14, want daar lezen wij: "Zie, de jonge vrouw is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en hem IMANU EL noemen." (NBV). Daar valt dus wel iets voor te zeggen, want zoals vele andere profetieën zou ook deze een dubbele vervulling kunnen hebben, een symbolische en een letterlijke, op 't moment zelf en in de toekomst ofwel een korte-termijn-vervulling en een lange-termijn-vervulling. De eerste zou tijdens de regering van Achaz plaats gevonden hebben, die weliswaar een tijdelijke verlossing betrof, maar een hogere verwijzing was naar de eeuwige verlossing. De eerste zou dus het symbool, het beeld zijn en de tweede de grote gebeurtenis waar het eigenlijk om gaat. Met de geboorte van de eerste, historische Imanu’el gaf de Eeuwige een teken van hoop voor de verlossing van Israël, maar met de geboorte van Yeshua, de tweede, letterlijke Imanu’el, begon de verlossing van de gehele mensheid, want het jongetje dat volgens sommige geleerden in Achaz' huis geboren werd, droeg weliswaar de naam Imanu’el, maar hij was natuurlijk niet letterlijk “G’d met ons”, wat met Yeshua daarentegen wel het geval is. De profetie was dus in eerste instantie bedoeld als een teken voor koning Achaz. Wat hieraan vooraf ging en hoe Achaz hierop reageerde lezen wij in vhyi>y Yeshayahu [Jesaja] hoofdstuk 7 vanaf vers 1 in de nieuwe vertaling: “In de tijd dat Achaz, de zoon van Yotam, de zoon van Uziyahu, regeerde over Yehuda [Juda], trok koning Retzin van Aram samen met koning Peqach van Yisra’el [Israël], de zoon van Remal’yahu, op naar Yerushalayim [Jeruzalem]. Hij belegerde de stad, maar slaagde er niet in haar in te nemen. Toen het koningshuis van David het bericht kreeg dat Aram en Efrayim de krachten gebundeld hadden, sloeg de koning en zijn volk de schrik om het hart, Aram en zij beefden als bomen in de storm. Toen zei de Eeuwige tegen Yeshayahu [Jesaja]: Ga samen met je zoon Sh’ar-Yashuv op weg om Achaz te ontmoeten, op de straat van het bleekveld, waar de watertoevoer in het bovenste waterbekken uitkomt. Zeg tegen hem: Houd het hoofd koel, laat u geen schrik aanjagen door die twee smeulende stukken hout, Retzin van Aram en de zoon van Remal’yahu, hoe hoog hun woede ook oplaait. Aram mag dan kwaad tegen u in de zin hebben, net als Efrayim met die zoon van Remal’yahu, en zeggen: Laten we tegen Yehuda [Juda] ten strijde trekken, het verscheuren en overmeesteren, en dan stellen we de zoon van Tav’al aan als koning - maar dit zegt de Eeuwige G’d: Het zal niet gebeuren, het zal niet zo gaan! Immers, het hoofd van Aram is Dameseq [Damascus], en het hoofd van Dameseq[Damascus] is die Retzin. - Nog vijfenzestig jaar en het volk van Efrayim bestaat niet meer. - Het hoofd van Efrayim is Shom’ron [Samaria], en het hoofd van Shom’ron [Samaria] is die zoon van Remal’yahu. Alleen als jullie vertrouwen hebben, houden jullie stand! De Eeuwige liet verder tegen Achaz zeggen: Vraag om een teken van de Eeuwige, uw G’d, hetzij uit de diepte van het dodenrijk hetzij uit de hoge hemel. Maar Achaz antwoordde: Nee, ik zal geen teken vragen, ik zal de Eeuwige niet op de proef stellen. Toen antwoordde Yeshayahu: Luister, huis van David. Is het niet genoeg de mensen te tergen? Moet u nu ook mijn G’d tergen? Daarom zal de Eeuwige zelf u een teken geven: de jonge vrouw is zwanger, zij zal spoedig een zoon baren en hem Imanu El noemen!” (vhyi>y Yeshayahu [Jesaja] 7:1-14). Tot zover. Twee buren van Yehuda [Juda] rukten op om Yerushalayim [Jeruzalem] in te nemen. Men wilde aan de macht van het huis van David een einde maken. Dat plan moest mislukken, want de Eeuwige had met dat koningshuis nog Zijn bedoeling. Yeshayahu haNavi [de profeet Jesaja] werd daarom door Adonai naar koning Achaz gestuurd om hem te zeggen dat hij niet bang hoefde te zijn. Ze ontmoetten elkaar bij het einde van de waterleiding. Met het oog op een mogelijke belegering van de stad inspecteerde Achaz deze toevoer. Hij was dus al bezig zijn maatregelen te nemen. Maar dan werd hem door de profeet gezegd dat hij op de Eeuwige moest vertrouwen. Een teken zou hem de zekerheid geven dat de Eeuwige Zijn heilige stad zou beschermen, maar Achaz weigerde dat. Hij wilde niet van G'd afhankelijk zijn. Hij hield liever de zaak in eigen hand. De politieke situatie van G’ds volk was dus zeer bedroevend, toch de geestelijke situatie was door de afwijzende houding van deze g’ddeloze koning nog veel treuriger. Maar de Eeuwige liet het er niet bij zitten. Temidden van deze politieke en religieuze armoede beloofde haShem dat Hij zelf een teken zou geven om Zijn volk aan te sporen om op Hem te vertrouwen in deze moeilijke tijd en daarmee het bewijs zou leveren dat Zijn woord betrouwbaar is: "De jonge vrouw is zwanger, zij zal een zoon ter wereld brengen, en u zult hem de naam Imanu El geven!" Met die jonge vrouw is volgens sommigen de vrouw bedoeld die op dat moment bij Achaz in de gunst stond. Volgens deze uitleg leidde hun verhouding tot de geboorte van een kind en als teken dat G'd met de inwoners van Jeruzalem was en zij derhalve niet hoefden te vrezen moest zij van Adonai haar zoon Imanu’elnoemen: G'd is met ons! Op Hem moesten zij hun vertrouwen stellen en op niemand anders. Zo kreeg Achaz een veelzeggend teken en eeuwen later is dit schriftgedeelte dus betrokken bij de geboorte van Yeshua. De ware identiteit van de jonge vrouw in deze profetie kan echter niet met volle zekerheid achterhaald worden en datzelfde is ook het geval met haar zoon. Sommigen beweren dat deze profetie vervuld wordt in hoofdstuk 8, maar dat valt zeer te betwijfelen. Om deze argumenten punt voor punt te weerleggen zou ik een aparte studie moeten schrijven, maar in plaats daarvan zou ik u graag willen wijzen op een studie die onze zeer gewaardeerde broeder Nakdimon o.a. hierover geschreven heeft en op zijn website heeft staan: http://sites.google.com/site/nakdimonssite/betrouwbaaarheid-nieuwe-testamentIk kan u deze studie van harte aanbevelen. Voorts wil ik er nog op wijzen, dat vhyi>y Yeshayahu [Jesaja] 8:8-10 laat zien dat ook G’ds volk met de naam Imanu’el genoemd wordt, want de Eeuwige was en is immers met Zijn volk: “Ze zullen Yehuda [Juda] binnendringen en het overspoelen, zodat het water ieder tot de lippen stijgt. Ze zullen je land over de volle breedte overvleugelen, Imanu’el. Roep op tot de strijd, volken, beef van angst. Luister, volken van de verste hoeken van de aarde. Gord je wapens aan en beef van angst, ja, gord je wapens aan en beef van angst. Smeed een plan - het zal verijdeld worden; sluit een verbond - het zal nergens toe leiden. Want G’d is met ons!”

De letterlijke Imanu’el

In vhyttm Matityahu [Matthéüs] 1:23 wordt de naam Imanu’el aan Yeshua toegekend, want Hij is immers de grootste manifestatie van G’ds tegenwoordigheid in ons midden, Hij is letterlijk “G’d met ons”! Dit is voor altijd het teken van G'ds trouw jegens ons. Het teken is, dat de Mashiach geboren zou worden uit een maagd en door haar zou Hij geopenbaard worden in het vlees. In dit specifieke geval in vhyttm Matityahu [Matthéüs] 1:23 moet het Hebreeuwse woord hmli al’ma derhalve in tegenstelling tot vhyi>y Yeshayahu [Jesaja] 7:14 gebruikt worden in de striktste betekenis van het woord, namelijk "maagd', zoals Miryam betuigde te zijn, want zij vroeg aan de engel bij de aankondiging dat zij zwanger zou worden: "Hoe zal dat geschieden, daar ik geen omgang met een man heb?" (Lucas 1:34). Het zou dan ook niet zo een wondervol teken geweest zijn indien dit anders geweest was. Vanaf het begin was het te kennen gegeven, dat de Mashiach uit een maagd geboren zou worden, toen er in ty>arb B’reshit [Genesis] 3:15 gezegd was dat Hij het zaad der vrouw zou zijn. Het zaad van de vrouw met dien verstande dat Hij niet het zaad is van een man. Yeshua is uit een maagd geboren, niet slechts omdat Zijn geboorte bovennatuurlijk moest zijn, maar ook omdat zij vlekkeloos en rein moest plaats vinden. De Blijde Boodschap, die door dit teken aan ons allen verkondigd wordt, is, dat Yeshua de ultieme Middelaar tussen G'd en mens is, want Zijn naam is la vnmiIMANU EL, sterker nog: Hij zelf is vnmi la EL IMANU - G'd is met ons! G'd is vlees geworden en heeft onder ons geleefd. Het volk Israël had "G'd met ons" ten tijde van Achaz slechts in typen en schaduwen, maar nooit zo letterlijk als toen het Woord vlees was geworden. Hierin heeft de Eeuwige Zijn liefde en trouw jegens ons bevestigd. Het is dus beslist niet onjuist of ongepast te zeggen dat deze profetie, die voorzegde dat Hij Imanu’el genoemd zou worden, vervuld werd in de volle betekenis van deze naam toen Hij de naam Yeshua kreeg, want indien Hij niet IMANU EL [met ons is G'd] was geweest, zou Hij nooit YESHUA [de Redder] hebben kunnen zijn.

Ultieme vervulling

In vhyi>y Yeshayahu [Jesaja] 7:14 hebben wij de profetie gelezen: “Zie, de jonkvrouw zal zwanger worden en een Zoon baren; en zij zal Hem de naam la vnmi Imanu El geven!” Twee hoofdstukken verder, in vhyi>y Yeshayahu [Jesaja] 9:5-6 beschrijft de profeet de ultieme vervulling van deze belofte: “Want een Kind is ons geboren, een Zoon is ons gegeven, en de heerschappij rust op Zijn schouder en men noemt Hem Wonderbare Raadsman, Sterke G’d, Eeuwige Vader, Vredevorst. Groot zal de heerschappij zijn en eindeloos de vrede op de troon van David en over Zijn koninkrijk, doordat Hij het sticht en grondvest met recht en gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid!” - Amen!

Werner Stauder

Reacties

Populaire posts van deze blog

Fables and Legends of the Quran - Solomon’s Flying Carpet

Inbreeding in Islam: Over 70% Of Muslims Are The Product of Incest

Incest in the Qur'an: Marriage between father and his biological daughter